7.4.1 Beoordelen onderdelen van het voornemen
Tijdens de bespreking van het voornemen (en daarna bij het opstellen van de zienswijze) ga je in op de verschillende onderdelen van het voornemen. Het voornemen bevat een overzicht van de relevante feiten, welke 1F-misdrijven de IND aan de cliënt tegenwerpt, welke bepaling(en) van artikel 1F (dus onder a, b en/of c) de IND tegenwerpt en een overzicht van de vorm(en) van ‘personal’ en van ‘knowing participation’ die de IND aan de cliënt tegenwerpt. Ter motivering verwijst de IND vaak naar verschillende bronnen. Controleer alle bronnen op betrouwbaarheid, op tijdsbestek (soms zien ze niet op de relevante periode waarin de 1F-gedragingen zouden hebben plaatsgevonden) en controleer ook of ze op de juiste organisatie/afdeling en/of op het juiste orgaan zien.
De onderdelen van het voornemen
Bij ‘knowing participation’ die wordt gelinkt aan het feit dat je cliënt heeft gewerkt bij een organisatie waarvan de IND moet aantonen dat deze organisatie op systematische wijze of op grote schaal zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die genoemd worden in artikel 1F, dan zal de IND ook in het voornemen onder verwijzing naar bronnen moeten motiveren dat de organisatie zich inderdaad op systematische en/of op grote schaal schuldig heeft gemaakt aan misdrijven genoemd in artikel 1F. De bronnen ter motivering hiervan moeten op het relevante tijdsbestek zien waarin de cliënt de 1F-misdrijven zou hebben gepleegd.
Indien de IND ‘personal participation’ in de vorm van faciliteren in het voornemen tegenwerpt, zal de IND ook deugdelijk moeten motiveren waarom sprake is van een wezenlijke bijdrage aan een 1F-misdrijf. De handeling van de cliënt mag niet in een te ver verwijderd verband staan. Indien van toepassing zal de IND ook ingaan op de vrijwaringsgronden. Betrek daarbij ook goed de voorwaarden uit de Vc en jurisprudentie. In het voornemen neemt de IND ook op of artikel 3 EVRM zich tegen uitzetting verzet.
Verder zal de IND in het voornemen benoemen dat de aanvraag kennelijk ongegrond zal worden verklaard op grond van artikel 30b lid 1 onder j Vw, omdat de IND van mening is dat de cliënt vanwege artikel 1F op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare orde.
Daarnaast zal de IND in het voornemen ingaan op het terugkeerbesluit waarbij de cliënt zal worden opgedragen de EU onmiddellijk te verlaten en terug te keren naar het in het terugkeerbesluit genoemde land vanwege het gevaar voor de openbare orde dat hij vormt door de 1F-tegenwerping. Indien artikel 3 EVRM zich verzet tegen uitzetting naar het land van herkomst, kan de cliënt niet terugkeren naar het land van herkomst.[21] De IND kan vervolgens nog beoordelen of er een derde land is waarnaar de cliënt kan terugkeren. Als dat er ook niet is, kan geen terugkeerbesluit worden opgelegd.[22]
Tot slot neemt de IND in het voornemen op dat vanwege de 1F-tegenwerping de cliënt een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt en daarom een inreisverbod voor de duur van tien jaar wordt opgelegd.[23] Indien geen terugkeerbesluit kan worden opgelegd omdat artikel 3 EVRM zich verzet tegen uitzetting naar het land van herkomst en er geen derde is land waarnaar de cliënt kan vertrekken, kan geen inreisverbod worden opgelegd.[24]
-
Proces
- 1. De asielprocedure uitgelegd
- 2. De Dublinprocedure
- 3. Opvolgende aanvraag
- 3.1 De intake
- 3.2 Model M35-O invullen
- 3.3 Indienen opvolgende asielaanvraag
- 3.4 Voorbereiding op het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.5 Nabespreking van het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.6 Reactie naar de IND
- 3.7 Gevolgen indiening opvolgende aanvraag
- 3.8 Beschikking en rechtsmiddelen
- 3.9 Nazorg
- 3.10 Doen - Niet doen
- 4. Beroep en vovo
- 5. Hoger beroep en vovo
- 6. Internationale rechtsmiddelen
- 6.1 Hof van Justitie van de Europese Unie
- 6.2 Jurisprudentieonderzoek
- 6.3 Opstellen van prejudiciële vragen
- 6.4 Verloop van de procedure bij het HvJEU
- 6.5 Uitspraak van het HvJEU
- 6.6 Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- 6.6.1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
- 6.6.2 Analyse ontvankelijkheid
- 6.6.3 Start procedure
- 6.6.4 Opstellen feitenrelaas
- 6.6.5 Opstellen toelichting schendingen
- 6.6.6 Uitputting nationale rechtsmiddelen
- 6.6.7 Checklist formele vereisten
- 6.6.8 Bespreken proces met cliënt
- 6.6.9 Contact met procespartijen
- 6.6.10 Opstellen friendly settlement
- 6.6.11 Repliek-dupliek
- 6.6.12 Uitspraak
- 6.7 VN-comités
- 6.8 Doen - Niet doen
-
Thema's
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 7.1 Dossieranalyse 1F indicaties
- 7.2 Afspraak cliënt
- 7.3 Verwijzing naar 1F-unit
- 7.4 Voornemen artikel 1F
- 7.5 Beschikking en rechtsmiddelen
- 7.6 Hoger beroep
- 7.7 Artikel 1F vs artikel 3 EVRM na rechtsmiddelen
- 7.8 Europees inreisverbod
- 7.9 Ongewenstverklaring
- 7.10 Opvolgende aanvraag
- 7.11 Doen - Niet doen
- 8. De alleenstaande minderjarige
- 9. Medische aspecten in asiel
- 10. Gezinshereniging: nareis en artikel 8 EVRM
- 11. Mensenhandel en uitbuiting
- 12. Buitenschuldvergunning
- 13. Bronnen onderbouwen asielrelaas
- 13.1 Categorieën bronnen
- 13.2 Landeninformatie
- 13.3 Medische documentatie
- 13.4 Verklaringen van derden
- 13.5 Contacten met organisaties
- 13.6 Beleidstukken
- 13.7 Jurisprudentie
- 13.8 Gebruik van inhoudelijke bronnen
- 13.9 Onderzoek KMar en Bureau Documenten
- 13.10 Taalanalyse
- 13.11 Gebruik van juridische bronnen
- 13.12 Nieuwsbrieven
- 13.13 Doen - Niet doen
- 14. Verkrijgen en behoud van de verblijfsvergunning asiel
- 15. Terugkeerbesluit, vreemdelingenbewaring en vertrek
- 16. Moratoria en Richtlijn Tijdelijke Bescherming
- 17. Overschrijden termijnen, dwangsom en verjaring
- 18. Tolken en vertaling
- 19. Second opinion
- 20. Opvang COA
- 21. Klachten
- 21.1 Een klacht indienen
- 21.2 Klacht tegen een andere advocaat
- 21.3 Redenen om een klacht in te dienen
- 21.4 Klachtprocedure bij een bestuursorgaan
- 21.5 Klachtwaardig gedrag van tolken
- 21.6 Procesverloop klacht
- 21.7 Klachtprocedure bij de Nationale ombudsman
- 21.8 Zelf een klacht krijgen
- 21.9 Doen - Niet doen
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 22. Totaaloverzicht Doen - Niet Doen