7.10 Opvolgende aanvraag

Als de cliënt een opvolgende aanvraag wil indienen na een onherroepelijke 1F-beslissing en het 1F-oordeel opnieuw wil voorleggen aan de IND (en eventueel aan de rechter), leg je uit dat de nieuwe elementen of bevindingen waarop de cliënt zich wil beroepen betrekking moeten hebben op de eerdere onherroepelijke 1F-vaststelling. De nieuwe elementen of bevindingen moeten dus zien op bijvoorbeeld de handelingen van de cliënt of de organisatie waar hij werkte.

Nieuwe elementen of bevindingen waarmee cliënt aannemelijk wil maken dat artikel 3 EVRM zich tegen uitzetting verzet, kunnen niet leiden tot een inwilligende beslissing op de asielaanvraag, omdat dan nog steeds artikel 1F zich tegen toelating verzet. Uiteraard kunnen deze elementen en/of bevindingen wel leiden tot het oordeel dat artikel 3 EVRM zich tegen uitzetting verzet en daarmee in ieder geval uitzettingsgevaar van de baan is. Nieuwe elementen of bevindingen die bijvoorbeeld betrekking hebben op het familie- en privéleven zullen niet tot een ander oordeel over 1F leiden en daarmee niet leiden tot een verblijfsvergunning asiel.

In een opvolgende asielaanvraag waarbij in een eerdere beslissing artikel 1F onherroepelijk is vastgesteld en waarbij artikel 3 EVRM zich inmiddels duurzaam tegen uitzetting verzet (zie par. 7.7), kan de cliënt ook de vraag naar disproportionaliteit van het nog langer onthouden van een verblijfsvergunning aan de orde stellen.^[43] Dan moet de cliënt dus in de opvolgende asielaanvraag omstandigheden aanvoeren waarom sprake is van een bijzondere situatie waardoor het nog langer onthouden van een verblijfsvergunning disproportioneel is.

Voor meer informatie over de opvolgende aanvraag wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
Na afronding van de zaak, stuur je de cliënt een brief dat je het dossier sluit en vijf jaar in je archief bewaart.