7.1.3 ‘Knowing participation'
‘Knowing participation’ kent volgens het beleid drie verschillende vormen:
- De vreemdeling heeft gewerkt bij een organisatie waarvan de IND heeft aangetoond dat deze organisatie op systematische wijze en/of op grote schaal zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die genoemd worden in artikel 1F.
- De vreemdeling heeft behoord tot een groep die door de Minister is aangewezen als groep, waarop in de regel artikel 1F Vluchtelingenverdrag van toepassing is.
- De vreemdeling heeft deelgenomen aan handelingen, waarvan hij wist of had moeten weten dat het misdrijven betrof zoals bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag.[15]
Bij de eerste vorm, ‘gewerkt bij een organisatie, waarvan de IND heeft aangetoond dat deze organisatie op systematische wijze en/of op grote schaal zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die genoemd worden in artikel 1F’, moet de IND aantonen op basis van landeninformatie dat de organisatie waar de cliënt heeft gewerkt zich op systematische of wijdverbreide wijze schuldig heeft gemaakt aan 1F-misdrijven.
Voor de tweede vorm is een ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken vereist waaruit volgt dat een categorie van personen (vaak in een bepaalde rang/positie) zich schuldig heeft gemaakt aan 1F-misdrijven. Vervolgens baseert de IND op dit ambtsbericht beleid waarin de IND bepaalt dat aan die categorie personen in de regel artikel 1F wordt tegengeworpen. In het landgebonden asielbeleid is dit opgenomen. Bekijk dus ook het landgebonden asielbeleid of hiervan sprake is en of de cliënt mogelijk tot zo’n categorie hoort (zie gelijke uitleg bij deze vorm onder ‘personal participation’).
Bij de derde vorm baseert de IND zich vaak op de eigen verklaringen van de cliënt en/of de landeninformatie
Bij de eerste twee vormen toetst de IND verder of de cliënt een uitzondering vormt op de regel dat hij wetenschap gehad heeft of had moeten hebben van het plegen van de misdrijven. Dan is sprake van een ‘significante uitzondering’ en geen sprake van ‘knowing participation’.
Bij ‘knowing partcipation’ speelt ook de leeftijd van de cliënt toen hij de handelingen verrichte. Als de cliënt tijdens de vermoede 1F misdrijven nog geen 15 jaar oud was, neemt de IND geen ‘knowing participation’ aan.[16] Als de cliënt tussen 15 en 18 jaar oud was, dan betrekt de IND alle feiten en omstandigheden in haar onderzoek om te bepalen of de cliënt wist of had moeten weten van de misdrijven.[17] Als het gaat om een kindsoldaat dan is een niet-limitatieve opsomming van omstandigheden die de IND meeweegt in de Vc te vinden.[18] Kijk goed of de IND alle feiten en omstandigheden die ook naar jouw mening van belang zijn daadwerkelijk kenbaar in het onderzoek betrekt.
-
Proces
- 1. De asielprocedure uitgelegd
- 2. De Dublinprocedure
- 3. Opvolgende aanvraag
- 3.1 De intake
- 3.2 Model M35-O invullen
- 3.3 Indienen opvolgende asielaanvraag
- 3.4 Voorbereiding op het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.5 Nabespreking van het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.6 Reactie naar de IND
- 3.7 Gevolgen indiening opvolgende aanvraag
- 3.8 Beschikking en rechtsmiddelen
- 3.9 Nazorg
- 3.10 Doen - Niet doen
- 4. Beroep en vovo
- 5. Hoger beroep en vovo
- 6. Internationale rechtsmiddelen
- 6.1 Hof van Justitie van de Europese Unie
- 6.2 Jurisprudentieonderzoek
- 6.3 Opstellen van prejudiciële vragen
- 6.4 Verloop van de procedure bij het HvJEU
- 6.5 Uitspraak van het HvJEU
- 6.6 Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- 6.6.1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
- 6.6.2 Analyse ontvankelijkheid
- 6.6.3 Start procedure
- 6.6.4 Opstellen feitenrelaas
- 6.6.5 Opstellen toelichting schendingen
- 6.6.6 Uitputting nationale rechtsmiddelen
- 6.6.7 Checklist formele vereisten
- 6.6.8 Bespreken proces met cliënt
- 6.6.9 Contact met procespartijen
- 6.6.10 Opstellen friendly settlement
- 6.6.11 Repliek-dupliek
- 6.6.12 Uitspraak
- 6.7 VN-comités
- 6.8 Doen - Niet doen
-
Thema's
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 7.1 Dossieranalyse 1F indicaties
- 7.2 Afspraak cliënt
- 7.3 Verwijzing naar 1F-unit
- 7.4 Voornemen artikel 1F
- 7.5 Beschikking en rechtsmiddelen
- 7.6 Hoger beroep
- 7.7 Artikel 1F vs artikel 3 EVRM na rechtsmiddelen
- 7.8 Europees inreisverbod
- 7.9 Ongewenstverklaring
- 7.10 Opvolgende aanvraag
- 7.11 Doen - Niet doen
- 8. De alleenstaande minderjarige
- 9. Medische aspecten in asiel
- 10. Gezinshereniging: nareis en artikel 8 EVRM
- 11. Mensenhandel en uitbuiting
- 12. Buitenschuldvergunning
- 13. Bronnen onderbouwen asielrelaas
- 13.1 Categorieën bronnen
- 13.2 Landeninformatie
- 13.3 Medische documentatie
- 13.4 Verklaringen van derden
- 13.5 Contacten met organisaties
- 13.6 Beleidstukken
- 13.7 Jurisprudentie
- 13.8 Gebruik van inhoudelijke bronnen
- 13.9 Onderzoek KMar en Bureau Documenten
- 13.10 Taalanalyse
- 13.11 Gebruik van juridische bronnen
- 13.12 Nieuwsbrieven
- 13.13 Doen - Niet doen
- 14. Verkrijgen en behoud van de verblijfsvergunning asiel
- 15. Terugkeerbesluit, vreemdelingenbewaring en vertrek
- 16. Moratoria en Richtlijn Tijdelijke Bescherming
- 17. Overschrijden termijnen, dwangsom en verjaring
- 18. Tolken en vertaling
- 19. Second opinion
- 20. Opvang COA
- 21. Klachten
- 21.1 Een klacht indienen
- 21.2 Klacht tegen een andere advocaat
- 21.3 Redenen om een klacht in te dienen
- 21.4 Klachtprocedure bij een bestuursorgaan
- 21.5 Klachtwaardig gedrag van tolken
- 21.6 Procesverloop klacht
- 21.7 Klachtprocedure bij de Nationale ombudsman
- 21.8 Zelf een klacht krijgen
- 21.9 Doen - Niet doen
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 22. Totaaloverzicht Doen - Niet Doen