7.1.2 ‘Personal and knowing participation-test’
De vraag of de cliënt verantwoordelijk kan worden gehouden voor (een van de) 1Fmisdrijven, wordt door de IND beantwoord aan de hand van de uit de Canadese jurisprudentie afkomstige ‘personal and knowing participation-test’.[10] Dit zijn de deelnemingsvorm (‘personal participation’) en de wetenschapsvorm (‘knowing participation’).[11] Je gaat op basis van de verschillende vormen van ‘personal and knowing participation’ na of er in het dossier indicaties zijn dat bij de cliënt sprake kan zijn van (meer dan) één van de verschillende vormen van ‘personal’ en van ‘knowing’ ‘participation’. Dit zijn cumulatieve vereisten.
‘Personal participation’
‘Personal participation’ kent volgens het beleid vier verschillende vormen:
- zelf plegen;
- opdracht gegeven tot - onder zijn verantwoordelijkheid is een misdrijf als bedoeld in artikel 1F gepleegd;
- faciliteren;
- tot een groep behoren die de Staat heeft aangewezen als groep die in de regel artikel 1F tegengeworpen krijgt.[12]
Bij de eerste vorm, ‘zelf plegen’, gaat het erom of de vreemdeling zelf het misdrijf heeft gepleegd. Bij de tweede vorm, ‘opdracht gegeven tot’ of ‘onder zijn verantwoordelijk’ is een 1F-misdrijf gepleegd, moet de vreemdeling een leidinggevende positie hebben gehad en/of effectieve controle hebben gehad over ondergeschikten.[13] Dit is een belangrijk vereiste voor deze categorie om van toepassing te kunnen zijn. Bij de derde vorm, ‘faciliteren’, gaat het om de vraag of de cliënt door zijn handelen/nalaten een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan een 1F-misdrijf. Daarvan kan sprake zijn als de bijdrage een effect heeft gehad op het begaan van het misdrijf én het misdrijf hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze had plaatsgevonden indien niemand de rol van de vreemdeling had vervuld of indien de vreemdeling gebruik had gemaakt van mogelijkheden om het misdrijf te voorkomen.
Ook als de cliënt een beperkte rol heeft gehad in het begaan van het 1F-misdrijf, kan nog steeds sprake zijn van faciliteren van het misdrijf.[14] Voor de vierde vorm, ‘het behoren tot een groep waarop in de regel artikel 1F wordt toegepast’, is een ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken vereist waaruit volgt dat een categorie van personen (vaak in een bepaalde rang/positie) zich schuldig heeft gemaakt aan 1F misdrijven. Vervolgens baseert de IND op dit ambtsbericht beleid waarin de IND bepaalt dat aan die categorie personen in de regel artikel 1F wordt tegengeworpen. In het landgebonden asielbeleid is dit opgenomen. Bekijk dus ook het landgebonden asielbeleid of hiervan sprake is en of de cliënt mogelijk tot zo’n categorie hoort.
-
Proces
- 1. De asielprocedure uitgelegd
- 2. De Dublinprocedure
- 3. Opvolgende aanvraag
- 3.1 De intake
- 3.2 Model M35-O invullen
- 3.3 Indienen opvolgende asielaanvraag
- 3.4 Voorbereiding op het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.5 Nabespreking van het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.6 Reactie naar de IND
- 3.7 Gevolgen indiening opvolgende aanvraag
- 3.8 Beschikking en rechtsmiddelen
- 3.9 Nazorg
- 3.10 Doen - Niet doen
- 4. Beroep en vovo
- 5. Hoger beroep en vovo
- 6. Internationale rechtsmiddelen
- 6.1 Hof van Justitie van de Europese Unie
- 6.2 Jurisprudentieonderzoek
- 6.3 Opstellen van prejudiciële vragen
- 6.4 Verloop van de procedure bij het HvJEU
- 6.5 Uitspraak van het HvJEU
- 6.6 Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- 6.6.1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
- 6.6.2 Analyse ontvankelijkheid
- 6.6.3 Start procedure
- 6.6.4 Opstellen feitenrelaas
- 6.6.5 Opstellen toelichting schendingen
- 6.6.6 Uitputting nationale rechtsmiddelen
- 6.6.7 Checklist formele vereisten
- 6.6.8 Bespreken proces met cliënt
- 6.6.9 Contact met procespartijen
- 6.6.10 Opstellen friendly settlement
- 6.6.11 Repliek-dupliek
- 6.6.12 Uitspraak
- 6.7 VN-comités
- 6.8 Doen - Niet doen
-
Thema's
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 7.1 Dossieranalyse 1F indicaties
- 7.2 Afspraak cliënt
- 7.3 Verwijzing naar 1F-unit
- 7.4 Voornemen artikel 1F
- 7.5 Beschikking en rechtsmiddelen
- 7.6 Hoger beroep
- 7.7 Artikel 1F vs artikel 3 EVRM na rechtsmiddelen
- 7.8 Europees inreisverbod
- 7.9 Ongewenstverklaring
- 7.10 Opvolgende aanvraag
- 7.11 Doen - Niet doen
- 8. De alleenstaande minderjarige
- 9. Medische aspecten in asiel
- 10. Gezinshereniging: nareis en artikel 8 EVRM
- 11. Mensenhandel en uitbuiting
- 12. Buitenschuldvergunning
- 13. Bronnen onderbouwen asielrelaas
- 13.1 Categorieën bronnen
- 13.2 Landeninformatie
- 13.3 Medische documentatie
- 13.4 Verklaringen van derden
- 13.5 Contacten met organisaties
- 13.6 Beleidstukken
- 13.7 Jurisprudentie
- 13.8 Gebruik van inhoudelijke bronnen
- 13.9 Onderzoek KMar en Bureau Documenten
- 13.10 Taalanalyse
- 13.11 Gebruik van juridische bronnen
- 13.12 Nieuwsbrieven
- 13.13 Doen - Niet doen
- 14. Verkrijgen en behoud van de verblijfsvergunning asiel
- 15. Terugkeerbesluit, vreemdelingenbewaring en vertrek
- 16. Moratoria en Richtlijn Tijdelijke Bescherming
- 17. Overschrijden termijnen, dwangsom en verjaring
- 18. Tolken en vertaling
- 19. Second opinion
- 20. Opvang COA
- 21. Klachten
- 21.1 Een klacht indienen
- 21.2 Klacht tegen een andere advocaat
- 21.3 Redenen om een klacht in te dienen
- 21.4 Klachtprocedure bij een bestuursorgaan
- 21.5 Klachtwaardig gedrag van tolken
- 21.6 Procesverloop klacht
- 21.7 Klachtprocedure bij de Nationale ombudsman
- 21.8 Zelf een klacht krijgen
- 21.9 Doen - Niet doen
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 22. Totaaloverzicht Doen - Niet Doen