7.1.1 Artikel 1F onder a, b en c
Bij de dossieranalyse beoordeel je de zaak van je cliënt op de onderdelen a, b en c van artikel 1F, omdat daarin de verschillende soorten 1F-misdrijven worden beschreven die aan de orde kunnen zijn.
In het eerste lid, artikel 1F onder a, ‘gaat het om ernstige redenen’ om te veronderstellen dat de persoon een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft begaan. Deze misdrijven zijn omschreven in de internationale 1 (Vc 2000, paragraaf C/7.10.2.6) overeenkomsten die zijn opgesteld om bepalingen voor deze misdrijven in het leven te roepen.[2]
Wanneer kwalificeert een misdrijf als oorlogsmisdrijf?
Om een misdrijf te kwalificeren als oorlogsmisdrijf, moet het misdrijf zijn begaan tijdens een (internationaal of niet-internationaal) gewapend conflict. Een voorwaarde om een misdrijf te kwalificeren als misdrijf tegen de menselijkheid is dat het onderdeel uitmaakt van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen de burgerbevolking. Dit is bijvoorbeeld het geval als systematisch marteling wordt gebruikt binnen een organisatie zoals een veiligheidsdienst.
Bij artikel 1F onder b gaat het om ‘ernstige redenen’ om te veronderstellen dat de persoon buiten het land waar hij asiel zoekt en voordat hij asiel aanvraagt, een ernstig niet-politiek misdrijf heeft begaan.[3] Artikel 1F onder b vereist ten eerste dat het misdrijf niet vanwege politieke motieven is begaan.[4] Ten tweede is vereist dat cliënt het misdrijf heeft begaan buiten Nederland (land waar de cliënt asiel zoekt) en voordat hij zijn asielaanvraag heeft ingediend.[5] De laatste vereiste van dit artikel is dat het een ernstig misdrijf is.[6] Om dit te beoordelen wordt de predominantietest toegepast.[7] Bij deze test weegt de IND het politieke element van het misdrijf af tegen het strafrechtelijke element ervan. Ook beoordeelt de IND of wordt voldaan aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De IND voert deze test niet uit bij absoluut politieke misdrijven zoals hoogverraad en bij absoluut niet-politieke misdrijven; misdrijven die zo ernstig zijn dat ze nooit aan de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit kunnen voldoen. In de Vc staat een niet-limitatieve lijst van misdrijven die in ieder geval worden aangemerkt als ernstig niet-politiek misdrijf.[8] Een ernstig misdrijf zoals marteling kwalificeert bijvoorbeeld nooit als politiek misdrijf, omdat het te ernstig is. Brandstichting in een verkiezingskantoor om daarmee oneerlijke verkiezingen te dwarsbomen, kan wel als een politiek misdrijf kwalificeren.
Bij uitvoering van de predominantietest is het misdrijf een politiek misdrijf indien:
- er een direct verband bestaat tussen het door de cliënt gepleegde misdrijf en het door hem aangehaalde doel; én
- het door de cliënt gepleegde misdrijf een effectief middel is om de door hem aangehaalde politieke doelstelling te realiseren; én
- de cliënt niet een meer vreedzaam alternatief ter beschikking staat; én
- het door de cliënt gepleegde misdrijf in een redelijke verhouding staat tot het door hem nagestreefde doel.
Deze voorwaarden zijn cumulatief.
Onder artikel 1F onder c vallen de ‘ernstige redenen’ om te veronderstellen dat de persoon zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen in strijd met de beginselen en doelstellingen van de Verenigde Naties.[9] Een belangrijke voorwaarde voor toepassing van artikel 1F onder c die niet direct volgt uit de tekst van de bepaling, maar wel uit de Vc is de volgende. De Vc schrijft voor dat je bij artikel 1F onder c moet betrekken of de functionele of feitelijke verantwoordelijkheid van de cliënt op zo’n niveau ligt dat hij mag worden geacht zich van de plaats van de staat binnen de internationale gemeenschap bewust te zijn of dat uit de persoonlijke achtergrond van de cliënt volgt dat hij kennis heeft of had moeten hebben van de doelstellingen of beginselen van de VN. Dit betekent dat bij een willekeurige dienstplichtige soldaat niet zo snel artikel 1F onder c Vv van toepassing is.
Je zou bij deze bepaling bijvoorbeeld kunnen denken aan de leider van een terroristische groepering die verantwoordelijk is voor een terroristische aanslag die aanzienlijke impact heeft op de internationale vrede en veiligheid.
-
Proces
- 1. De asielprocedure uitgelegd
- 2. De Dublinprocedure
- 3. Opvolgende aanvraag
- 3.1 De intake
- 3.2 Model M35-O invullen
- 3.3 Indienen opvolgende asielaanvraag
- 3.4 Voorbereiding op het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.5 Nabespreking van het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.6 Reactie naar de IND
- 3.7 Gevolgen indiening opvolgende aanvraag
- 3.8 Beschikking en rechtsmiddelen
- 3.9 Nazorg
- 3.10 Doen - Niet doen
- 4. Beroep en vovo
- 5. Hoger beroep en vovo
- 6. Internationale rechtsmiddelen
- 6.1 Hof van Justitie van de Europese Unie
- 6.2 Jurisprudentieonderzoek
- 6.3 Opstellen van prejudiciële vragen
- 6.4 Verloop van de procedure bij het HvJEU
- 6.5 Uitspraak van het HvJEU
- 6.6 Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- 6.6.1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
- 6.6.2 Analyse ontvankelijkheid
- 6.6.3 Start procedure
- 6.6.4 Opstellen feitenrelaas
- 6.6.5 Opstellen toelichting schendingen
- 6.6.6 Uitputting nationale rechtsmiddelen
- 6.6.7 Checklist formele vereisten
- 6.6.8 Bespreken proces met cliënt
- 6.6.9 Contact met procespartijen
- 6.6.10 Opstellen friendly settlement
- 6.6.11 Repliek-dupliek
- 6.6.12 Uitspraak
- 6.7 VN-comités
- 6.8 Doen - Niet doen
-
Thema's
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 7.1 Dossieranalyse 1F indicaties
- 7.2 Afspraak cliënt
- 7.3 Verwijzing naar 1F-unit
- 7.4 Voornemen artikel 1F
- 7.5 Beschikking en rechtsmiddelen
- 7.6 Hoger beroep
- 7.7 Artikel 1F vs artikel 3 EVRM na rechtsmiddelen
- 7.8 Europees inreisverbod
- 7.9 Ongewenstverklaring
- 7.10 Opvolgende aanvraag
- 7.11 Doen - Niet doen
- 8. De alleenstaande minderjarige
- 9. Medische aspecten in asiel
- 10. Gezinshereniging: nareis en artikel 8 EVRM
- 11. Mensenhandel en uitbuiting
- 12. Buitenschuldvergunning
- 13. Bronnen onderbouwen asielrelaas
- 13.1 Categorieën bronnen
- 13.2 Landeninformatie
- 13.3 Medische documentatie
- 13.4 Verklaringen van derden
- 13.5 Contacten met organisaties
- 13.6 Beleidstukken
- 13.7 Jurisprudentie
- 13.8 Gebruik van inhoudelijke bronnen
- 13.9 Onderzoek KMar en Bureau Documenten
- 13.10 Taalanalyse
- 13.11 Gebruik van juridische bronnen
- 13.12 Nieuwsbrieven
- 13.13 Doen - Niet doen
- 14. Verkrijgen en behoud van de verblijfsvergunning asiel
- 15. Terugkeerbesluit, vreemdelingenbewaring en vertrek
- 16. Moratoria en Richtlijn Tijdelijke Bescherming
- 17. Overschrijden termijnen, dwangsom en verjaring
- 18. Tolken en vertaling
- 19. Second opinion
- 20. Opvang COA
- 21. Klachten
- 21.1 Een klacht indienen
- 21.2 Klacht tegen een andere advocaat
- 21.3 Redenen om een klacht in te dienen
- 21.4 Klachtprocedure bij een bestuursorgaan
- 21.5 Klachtwaardig gedrag van tolken
- 21.6 Procesverloop klacht
- 21.7 Klachtprocedure bij de Nationale ombudsman
- 21.8 Zelf een klacht krijgen
- 21.9 Doen - Niet doen
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 22. Totaaloverzicht Doen - Niet Doen