10.2.2 Bescherming gezinsleven ex artikel 8 EVRM
Wanneer geen gezinshereniging kan worden aangevraagd op grond van nareis, kan artikel 8 EVRM in beeld komen. Artikel 8 EVRM is een ‘rest’-toets en komt pas aan de orde als er niet wordt voldaan aan een regulier verblijfsdoel (zoals bijvoorbeeld verblijf bij echtgenoot of partner). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in een groot aantal uitspraken invulling gegeven aan wat de bescherming van gezinsleven in artikel 8 EVRM inhoudt. Hoewel elke zaak op zichzelf staat, heeft het Hof wel bepaalde algemene principes ontwikkeld in de jurisprudentie.
Heel in het kort komen de stappen waaraan (moet worden) getoetst op het volgende neer:
- Is er sprake van gezinsleven?
- Is er sprake van inmenging op het recht op eerbiediging van het gezinsleven en is die gerechtvaardigd?
- Bestaat er een positieve verplichting tot toelating?
Beantwoording van deze vragen is zeer casuïstisch en gaat over complexe juridische leerstukken die nog altijd in ontwikkeling zijn. Raadpleeg deze ontwikkelingen te daarom als 8-EVRM aspecten zich in de zaak voordoen.
In essentie zal de IND als eerste beoordelen of sprake is van gezinsleven dat beschermd wordt door artikel 8 EVRM. Het Hof heeft nooit een exacte definitie van familie- en gezinsleven gegeven. Volgens het Hof is de vraag of er sprake is van gezinsleven van feitelijke aard. Het is dus niet beperkt tot juridisch erkende familie- of gezinsrelaties.
Gezinsleven tussen echtgenoten, ouders en biologische minderjarige kinderen wordt in principe door de IND aangenomen (als dit is onderbouwd met documenten). Ook neemt de IND gezinsleven aan tussen jongvolwassenen (kinderen tussen 18 en ongeveer 25 jaar) en hun ouders, tenzij zij zelfstandig zijn gaan wonen, in hun eigen onderhoud voorzien of een eigen gezin hebben gevormd (jongvolwassenenbeleid).
Familieleven tussen ouders en meerderjarige kinderen of andere familieleden die niet tot het kerngezin behoren, wordt eigenlijk alleen in uitzonderlijke gevallen aangenomen, zoals bij meer dan gebruikelijke afhankelijkheid (more than normal emotional ties). Dit staat in het beleid in paragraaf B7/3.8.1 van de Vc. Bij de beoordeling of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie kunnen, volgens de IND, de volgende factoren van belang zijn: samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met land van herkomst. Ook de vraag of exclusieve afhankelijkheid bestaat tussen de betrokken familie- of gezinsleden is een onderdeel van de beoordeling of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Dit element van exclusiviteit is zwaarwegend, maar het is geen beslissende factor. De afhankelijkheidsrelatie moet de gebruikelijke banden, die tussen de ouder(s) en het meerderjarige kind bestaan, overstijgen.
Uit het beleid (paragraaf B7/3.8.1 Vc) volgt dat tussen minderjarige kinderen en overige bloed- en aanverwanten dan hiervoor genoemd, familie- en gezinsleven bestaat als sprake is van hechte en persoonlijke banden. Hieronder vallen bijvoorbeeld de pleegouders, stiefouders, grootouders, meerderjarige broers/zussen, biologische minderjarige broers/zussen met wie niet in hetzelfde gezin is samengewoond, etc.. Volgens de Werkinstructie 2020/16 paragraaf 3.3.2 is 'hechte en persoonlijke banden' een begrip van feitelijke aard.
Een omstandigheid die kan duiden op hechte en persoonlijke banden is samenwoning. Uit de jurisprudentie van het Hof volgt dat hechte en persoonlijke banden doorgaans worden aangenomen indien een grootouder en een kleinkind een tijd hebben samengewoond.[5] Samenwoning is geen harde voorwaarde, want ook een hechte relatie waarbij er frequent contact is tussen de grootouder en het kleinkind kan volgens het EHRM voldoende zijn om te spreken van hechte en persoonlijke banden.
-
Proces
- 1. De asielprocedure uitgelegd
- 2. De Dublinprocedure
- 3. Opvolgende aanvraag
- 3.1 De intake
- 3.2 Model M35-O invullen
- 3.3 Indienen opvolgende asielaanvraag
- 3.4 Voorbereiding op het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.5 Nabespreking van het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.6 Reactie naar de IND
- 3.7 Gevolgen indiening opvolgende aanvraag
- 3.8 Beschikking en rechtsmiddelen
- 3.9 Nazorg
- 3.10 Doen - Niet doen
- 4. Beroep en vovo
- 5. Hoger beroep en vovo
- 6. Internationale rechtsmiddelen
- 6.1 Hof van Justitie van de Europese Unie
- 6.2 Jurisprudentieonderzoek
- 6.3 Opstellen van prejudiciële vragen
- 6.4 Verloop van de procedure bij het HvJEU
- 6.5 Uitspraak van het HvJEU
- 6.6 Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- 6.6.1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
- 6.6.2 Analyse ontvankelijkheid
- 6.6.3 Start procedure
- 6.6.4 Opstellen feitenrelaas
- 6.6.5 Opstellen toelichting schendingen
- 6.6.6 Uitputting nationale rechtsmiddelen
- 6.6.7 Checklist formele vereisten
- 6.6.8 Bespreken proces met cliënt
- 6.6.9 Contact met procespartijen
- 6.6.10 Opstellen friendly settlement
- 6.6.11 Repliek-dupliek
- 6.6.12 Uitspraak
- 6.7 VN-comités
- 6.8 Doen - Niet doen
-
Thema's
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 7.1 Dossieranalyse 1F indicaties
- 7.2 Afspraak cliënt
- 7.3 Verwijzing naar 1F-unit
- 7.4 Voornemen artikel 1F
- 7.5 Beschikking en rechtsmiddelen
- 7.6 Hoger beroep
- 7.7 Artikel 1F vs artikel 3 EVRM na rechtsmiddelen
- 7.8 Europees inreisverbod
- 7.9 Ongewenstverklaring
- 7.10 Opvolgende aanvraag
- 7.11 Doen - Niet doen
- 8. De alleenstaande minderjarige
- 9. Medische aspecten in asiel
- 10. Gezinshereniging: nareis en artikel 8 EVRM
- 11. Mensenhandel en uitbuiting
- 12. Buitenschuldvergunning
- 13. Bronnen onderbouwen asielrelaas
- 13.1 Categorieën bronnen
- 13.2 Landeninformatie
- 13.3 Medische documentatie
- 13.4 Verklaringen van derden
- 13.5 Contacten met organisaties
- 13.6 Beleidstukken
- 13.7 Jurisprudentie
- 13.8 Gebruik van inhoudelijke bronnen
- 13.9 Onderzoek KMar en Bureau Documenten
- 13.10 Taalanalyse
- 13.11 Gebruik van juridische bronnen
- 13.12 Nieuwsbrieven
- 13.13 Doen - Niet doen
- 14. Verkrijgen en behoud van de verblijfsvergunning asiel
- 15. Terugkeerbesluit, vreemdelingenbewaring en vertrek
- 16. Moratoria en Richtlijn Tijdelijke Bescherming
- 17. Overschrijden termijnen, dwangsom en verjaring
- 18. Tolken en vertaling
- 19. Second opinion
- 20. Opvang COA
- 21. Klachten
- 21.1 Een klacht indienen
- 21.2 Klacht tegen een andere advocaat
- 21.3 Redenen om een klacht in te dienen
- 21.4 Klachtprocedure bij een bestuursorgaan
- 21.5 Klachtwaardig gedrag van tolken
- 21.6 Procesverloop klacht
- 21.7 Klachtprocedure bij de Nationale ombudsman
- 21.8 Zelf een klacht krijgen
- 21.9 Doen - Niet doen
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 22. Totaaloverzicht Doen - Niet Doen