10.2 Nareisprocedure

Wanneer je cliënt in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel, kan hij op grond van hoofdstuk V van de Gezinsherenigingsrichtlijngezinshereniging aanvragen voor zijn familieleden: de nareisprocedure. De aanvraag voor nareis moet binnen drie maanden worden ingediend na de toegekende asielvergunning (zie artikel 29 lid 2 Vw). Deze afgeleide asielstatus wordt afgegeven op grond van art. 29 lid 2 onder a, b of c Vw. Het beleid voor nareis is in neergelegd in C2/4.1 Vc. Belangrijke werkinstructies zijn WI 2023/2 en WI 2022/7 over nader onderzoek in de nareisprocedure. Het is belangrijk altijd de meest recente regelgeving te controleren.

De personen die mogen nareizen zijn: de echtgenoot of partner en minderjarige kinderen van je cliënt, de vreemdeling die als partner of meerderjarig kind afhankelijk is van je cliënt (jongmeerderjarige kinderen) en de ouders van de alleenstaande minderjarige vreemdeling.
Voor andere familieleden zal een reguliere 8 EVRM- aanvraag moeten worden ingediend (denk bijvoorbeeld aan broers/zussen van amv’s of opa’s en oma’s).

Het voordeel van gezinshereniging vragen op grond van nareis is dat er minder strenge voorwaarden gelden voor gezinshereniging dan bij reguliere vergunninghouders. Er geldt bijvoorbeeld een vrijstelling van het middelen-, het leges- en het inburgeringsvereiste buitenland. Ook hebben gezinsleden met een afgeleide asielstatus een sterker verblijfsrecht dan gezinsleden met een reguliere verblijfsstatus.