5.1 Rechtsmiddel hoger beroep

Als de rechtbank uitspraak heeft gedaan, stel je altijd de vraag of je hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) wilt instellen. Bevat de uitspraak overwegingen die je gemotiveerd kunt bestrijden? Heeft het hoger beroep enige kans van slagen? Of is het hoger beroep nodig om internationaal verder te procederen? Verzoek je wel of niet om een voorlopige voorziening (vovo)? Dit zijn allemaal vragen die je aan de hand van de uitspraak van de rechtbank dient te beantwoorden en soms zelfs voorafgaand aan het indienen van beroep, afhankelijk van de belangen van je cliënt.

Ook bij een gegrond beroep in eerste aanleg kan een hoger beroep nuttig of noodzakelijk zijn. Zelfs dan is het namelijk mogelijk dat bepaalde overwegingen nadelig voor je cliënt uitpakken. Stel, je cliënt wordt door de rechtbank in het gelijk gesteld wat betreft de b-grond, maar niet wat betreft de a-grond. Als de staatssecretaris dan hoger beroep instelt tegen de b-grond en wint, dan wordt je cliënt niet in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel en dient hij Nederland te verlaten.

Je kunt dan incidenteel hoger beroep^[1] instellen tegen de overwegingen van de rechtbank voor de a-grond indien dit enige kans van slagen heeft. De Afdeling hanteert namelijk de ‘Brummenlijn’: het niet instellen van hoger beroep tegen een onderdeel van een eerdere uitspraak van de rechtbank heeft tot gevolg dat de rechtbank van de juistheid van het eerder gegeven oordeel over die beroepsgronden heeft uit te gaan indien in beroep tegen de nieuwe beslissing beroepsgronden worden aangevoerd, die door de rechtbank in die eerdere uitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen. Je hebt zes weken de tijd om na ontvangst van de grieven van de staatssecretaris incidenteel hoger beroep in te stellen met een apart processtuk.